De dieren van het Citadelpark
Het Citadelpark herbergt een rijke en gevarieerde lokale fauna die we willen beschermen. Kom en ontdek enkele diersoorten die in het park wonen!
Weet jij ze te vinden? Als je tijdens je wandeling dieren spot, stuur ons dan je foto’s met de locatie naar parcdelacitadelle@mairie-lille.fr.
De zoogdieren
De rode eekhoorn: De rode eekhoorn leeft in bosgebieden en in bomen. Dit type knaagdier is het grootste in deze omgeving. Zijn vacht kan rood, donkerbruin of zelfs zwart zijn.
Je kan hem in de bomen zien klimmen of van tak tot tak zien springen, zeker wanneer het heel rustig is in het park. Binnenkort zullen boombruggen geplaatst worden zodat hij de Deule gemakkelijker kan oversteken.
De egel: De egel is voor de meeste mensen geen onbekend dier en het is van het uiterste belang om hem te beschermen.
Hij kan op twee manieren in het bijzonder beschermd worden. Enerzijds door onder de paden die het park doorkruisen doorgangen voor egels aan te leggen en anderzijds door een netwerk van schuilplaatsen te creëren die bescherming bieden tegen katten en andere roofdieren.
Je kan in het Citadelpark de talloze schuilplaatsen bekijken die voor de egels zijn gemaakt: ze bestaan uit een grote stapel houtblokken die met ijzerdraad wordt samengebonden. Ook de winterkoning, de spitsmuis, de steenmarter, de salamander en de gewone pad kunnen erin wonen.
De eikelmuis: De eikelmuis is een zeer discreet nachtdier en wordt vaak verward met de relmuis, die niet in deze streek voorkomt. Je kan hem gemakkelijker horen dan zien, want hij heeft een lange en scherpe piep, vooral tijdens het voortplantingsseizoen.
Door zijn vacht is hij makkelijk te onderscheiden van andere kleine knaagdieren: de vacht op de buik is wit, die op de rug grijsbruin en zijn oogjes zijn tot aan zijn redelijk grote oren met zwart omrand, terwijl zijn lange pluimstaart aan het uiteinde zwarte en witte haartjes heeft.
Hij meet ongeveer 20 tot 30 centimeter van het puntje van de snuit tot het puntje van de staart en weegt tussen de 80 en 140 gram.
Hij voedt zich met ongewervelden en andere kleine diertjes (spinnen, wormen, slakken...) en geniet in het bijzonder van fruit tijdens de zomer. De eikelmuis overwintert in een groot nest dat hij bouwt in een vogelhuisje, een stapel hout, een bijgebouw of zelfs in de glaswol op zolder.
DE VLEERMUIZEN
De ruige dwergvleermuis: De dwergvleermuizen vormen een verzameling van een tiental vleermuissoorten in Europa, waarvan er al vier in Rijsel gespot zijn.
De ruige dwergvleermuis is de grootste van de dwergvleermuizen met een lengte van ongeveer 5 centimeter en een spanwijdte van 22 tot 25 centimeter.
Hij weegt tussen de 6 en 15 gram en heeft in de zomer een wollige kastanjebruine tot roodachtige vacht op de rug en een lichtere kleur op de buik. Deze soort woont het hele jaar door in boomholtes. Een vleermuis eet per nacht ongeveer 2000 tot 2500 kleine insecten zoals muggen.
De ruige dwergvleermuis vertoont een opmerkelijk gedrag in het Citadelpark: de mannetjes blijven in Rijsel en de vrouwtjes migreren in de lente tot wel 1000 km ver om in het noordoosten van Europa te jongen. In de herfst keren de vrouwtjes dan terug en vormen ze paargroepjes van tien tot vijftien vrouwtjes per mannetje tijdens het voortplantingsseizoen. Ze blijven de hele winter bij ons om dan in de lente weer te vertrekken en de mannetjes alleen achter te laten.
De stad Rijsel gaat tijdens het snoeien of het neerhalen van bomen zeer voorzichtig te werk. De ruige dwergvleermuis is namelijk een beschermde diersoort en bij de onderhoudswerken moet er met zijn aanwezigheid rekening gehouden worden.
De watervleermuis: De watervleermuis is een van de meest voorkomende vleermuizensoorten van de Europese wateren en rivieren. Toch is hij extreem bedreigd in de metropool Lille, vooral in de stad Rijsel. In de omgeving van de Citadel zijn er minder dan tien vleermuizen. Hij heeft grote poten met ovale klauwen en korte oren. Zijn vacht is bruin tot grijsbruin op de rug en gebroken wit op de buik.
Hij jaagt bij voorkeur in het donker vlak boven het wateroppervlak. Per jaar krijgt het vrouwtje gemiddeld één jong.
Rijsel heeft onder andere voor dit dier het project tegen luchtvervuiling LUCIOLE opgestart en de tunnels van de Citadel ingericht zodat deze soort in comfortabele omstandigheden kan overwinteren.
De baardvleermuis: De baardvleermuis is kleiner dan de watervleermuis en kan je herkennen aan zijn donkere snuit terwijl zijn vacht lichter is. De kans is wel klein dat je die kenmerken kan zien, want je kan hem alleen ‘s nachts in volle vlucht zien. In de winter verbergt hij zich ondergronds en in de kazematten van de Citadel. Je kan daarentegen wel de verblijfplaatsen zien die voor hem gemaakt zijn.
Met ongeveer twintig diertjes is het de meest voorkomende diersoort in de ondergrondse ruimtes van de Citadel.
De vogels
De ijsvogel: Deze vogel is zeer herkenbaar aan zijn blauwe en rode veren. Dankzij het biodiversiteitsplan kunnen we deze soort beschermen door ijsvogelwanden aan te leggen. Dat zijn verticale aarden wanden waar de vogels zich in zelf gegraven nesten kunnen voortplanten. Vier paren worden regelmatig gespot in of aan de rand van de Citadel.
De reiger: De reiger is de iconische vogel van de metropool. Deze vogel kan je gemakkelijk herkennen aan zijn lange nek, langwerpige bek en lange gele poten. De blauwe reiger eet hoofdzakelijk vissen, palingen en amfibieën. Hij eet soms ook kleine knaagdieren, insecten, kreeftachtigen of reptielen. Hoewel ze talrijk aanwezig zijn in Rijsel, planten ze zich nog niet voort in de stad omdat ze heel gevoelig zijn voor verstoring in de buurt van hun nesten.
De grote bonte specht: Deze vogel is essentieel voor andere soorten die afhankelijk zijn van de boomholtes die hij maakt. Dood hout wordt bewaard zodat hij er nestholtes in kan hakken waar andere vogels, insecten en vleermuizen dan weer gebruik van kunnen maken. De grote bonte specht kan je herkennen aan zijn zwarte, witte en rode veren en aan zijn roffel waarmee hij communiceert, op zoek gaat naar insectenlarven of zijn nest graaft.
De kleine karekiet: Met zijn bruine rug en lichte, roestbruine buikje is dit de meest voorkomende karekiet. De kleine karekiet leeft uitsluitend in rietvelden. Zo zal je hem langs de Voie des Combattants vast en zeker kunnen horen en met een beetje geluk ook kunnen zien. Als je in mei of juni een vogel heel luid hoort fluiten vanuit de rietvelden, dan is het ongetwijfeld een van de twintig exemplaren die van Afrika teruggekomen is om te broeden, terwijl het er in 2007 slechts twee waren.
De putter: Je kan de putter of distelvink makkelijk herkennen aan zijn rode gezicht en gele vleugelstrepen. Verder is zijn verenkleed bruin met wit en hebben zijn vleugels en staart een zwarte kleur. Daardoor behoort hij samen met de ijsvogel tot een van onze kleurrijkste vogelsoorten. De putter voedt zich hoofdzakelijk met zaden. Hoewel hij vroeger amper in Rijsel voorkwam en enkel nabij braakliggend terrein leefde, komt hij hier nu dankzij gemaaid gras heel veel voor. Zo voedt de putter zich met paardenbloem- en korenbloemzaadjes. Hij eet verder ook graag zaden van moesdistels, grote kaardenbollen en klitten. Als je deze soort wil helpen, weet je dus wat je moet planten!
De meerkoet: Deze vogel is verwant aan het waterhoen. Je ziet ze dan ook vaak samen, maar gelukkig kan je ze wel makkelijk uit elkaar houden. De meerkoet is helemaal zwart met een witte vlek op zijn voorhoofd die ook wel ‘bles’ of ‘voorhoofdsschild’ wordt genoemd. De waterhoentjes hebben daarentegen een rode bles.
De meerkoet bouwt zijn nest op eilandjes van afgevallen takken en broedt daar een tiental gevlekte eieren uit. De jongen zijn zwart en hebben een feloranje kopje met enkele blauwpaarse tinten. Deze schitterende kleuren verdwijnen echter al snel. Aangezien de meerkoet enkel planten eet, speelt hij een belangrijke rol in de kwaliteit van het ecosysteem. Zo houdt hij bijvoorbeeld de wildgroei van algen, waterplanten en eendenkroos tegen, want die gaan al snel woekeren in vruchtbaar water. Er zijn ook vierkante plankjes in de slotgracht Fossé des Pêcheurs gelegd die als vlot dienen om de vestiging van de meerkoet te bevorderen.
De fuut: Hij is de grootste vogel uit de familie van de futen en valt goed te herkennen aan zijn roodbruine en zwarte kraag. De broedplaats van de fuut lijkt op die van de meerkoet, maar in tegenstelling tot de meerkoet eet de fuut vis. Daarnaast heeft deze vogel een heel uitgebreide paringsdans.
De amfibieën
In onze waterpartijen kan je verschillende soorten amfibieën vinden. Zo stijgt het aantal alpenwatersalamanders elk jaar dankzij de aanleg van poelen. Je kan ze aan hun oranje buik herkennen.
Misschien zie je de kleine watersalamander ook wel wanneer hij samen met de alpenwatersalamander naar de bodem van de vijver trekt om er eieren te leggen. Hij is gemiddeld 7 tot 10 centimeter lang, heeft een afgeplatte staart, een gladde, gevlekte huid en een gevlekte keel.
Ook de gewone of bruine pad heeft een plekje in ons park. Hij is de meest verspreide en grootste pad van Europa: het vrouwtje kan zelfs tot 12 centimeter worden. Hier zijn ze echter heel klein. In april gaan de vrouwtjes naar het water om er hun eisnoeren te leggen, maar buiten die periode zijn ze net als salamanders dol op stapels rottend hout. Tijdens hittegolven en droogte fungeert het hout als een vochtige spons waaronder de amfibieën kunnen schuilen voor de hitte.
Dan resten enkel de groene kikkers nog. Je kan hier de poelkikker, de meerkikker en de groene kikker (de kruising van de eerste twee) spotten. Zij zijn de sterren van de fortgracht Fossé de la Cunette, want hun luide gekwaak in mei en juni trekt heel veel nieuwsgierige bezoekers aan.
De vissen
In de vijvers van het Citadelpark leven verschillende vissoorten die zich slechts kunnen voortplanten als het water aan specifieke kwaliteitseisen voldoet. In de fortgracht Fossé de la Cunette kan je bijvoorbeeld de tiendoornige stekelbaars spotten. Net zoals de aanverwante driedoornige stekelbaars bouwt hij nesten. Bovendien zorgt het mannetje voor de jongen. Verder kan je hier serpelingen, alvers, snoeken, karpers en brasems vinden en zelfs de zwartbekgrondel zwemt er rond. Die laatste vissoort is tot bij ons geraakt vanuit de Donau via de rivierverbindingen van de Deule.
De insecten
De grote groene sabelsprinkhaan kan je ook in het park vinden. Hij valt op door zijn afmetingen, 3 tot 4 centimeter, zijn lange vleugels en poten en zijn krachtige zang. De vrouwtjes vallen nog makkelijker te herkennen aan de sabel die hun achterlijf verlengt. De grote groene sabelsprinkhaan kan je vergelijken met de cicade (krekel) van Zuid-Frankrijk.
Klik hier om zijn geluid te horen.
Bij de libellen kan je de vuurjuffer, kanaaljuffer en grote roodoogjuffer spotten tijdens je wandeling langs de esplanade. Daar vertoeven de kanaaljuffer en de grote roodoogjuffer op waterlelies. Je kan hier natuurlijk ook de meest voorkomende soort, de heidelibel, vinden. De mannetjes zijn te herkennen aan hun oranjerode lichaam zoals bij de bloedrode heidelibel.
In ons park leven er heel wat vlinders. Ga bijvoorbeeld eens op zoek naar de citroenvlinder. Met zijn geelgroene, fluorescerende vleugels met een rode stip in het midden kan je hem eenvoudig herkennen. Als je heel goed kijkt, zie je misschien ook wel het kaasjeskruiddikkopje. Deze vlinder kwam vroeger amper voor in ons park, maar is nu talrijk aanwezig door het warmere stadsklimaat en de wilgen en stokrozen die door de rupsen van de vlinder worden gegeten.
Onder de meer klassieke vlinders kan je de dagpauwoog, de admiraalvlinder en de gehakkelde aurelia vinden. De admiraalvlinder eet graag netels en de rups van de gehakkelde aurelia is voornamelijk afhankelijk van hop. Verder zijn er nog vier soorten blauwtjes of azuurvlinders waaronder het boomblauwtje dat zich voortplant op klimopbloemen en het icarusblauwtje dat vooral aanwezig is in weides waar klaverblad groeit en schapen grazen.
De fauna sluiten we af met de slobkousbij. Dat is een solitaire bij die sterk afhankelijk is van de grote wederik. Ze voedt haar larven namelijk met een mengsel van de olie van die plant en het stuifmeel van de bloemen.